Ongepubliceerd
De gierzwaluwtellende Gert de Jong
De processierups, de duif, de bij, de mug, de mus en de rat; het zijn er in Amsterdam te veel of te weinig. De stadse natuur kent een enorme biodiversiteit maar is in sommige gevallen uit balans. Zo ook de populatie gierzwaluwen, die het sinds stadsvernieuwingen in de vorige eeuw moeilijk heeft in Amsterdam. De vogel verblijft voor het broedseizoen slechts drie maanden in Amsterdam, en is er uiterst plaats getrouw en punctueel. “Voorheen werd er op 30 april uitgekeken naar de vogel, dit jaar werd de gierzwaluw pas half mei gezien, vanwege het slechte weer in de Sahara”, vertelt stadsecoloog en gierzwaluwexpert Gert de Jong (53) die de vogel al jaren voor Amsterdam in de gaten houdt.
Het moet mooi weer zijn wil hij zijn werk kunnen doen. Alleen met mooi weer namelijk is de gierzwaluw in Amsterdam te zien. Bij slecht weer schuilt de vogel in het nest of vliegt met snelheden tot 171 km/u naar de Biesbosch, Berlijn of Parijs om eten te zoeken. In de relatief korte periode dat de gierzwaluw in Amsterdam is, speurt De Jong vanaf de straat met een regelmatig terugkerende nekpijn de daken af op zoek naar ‘poepjes’. “Een spreeuw of meeuw poept kledders, de gierzwaluw korreltjes. Een spoor van korreltjes op een dak markeert een broedplaats. In de 19e -eeuwse ring zit de gierzwaluw op daken waar nog dakpannen zijn. Gelukkig voor mij zijn de broedplaatsen er dus makkelijk te vinden. Met de waarneming van een in- of uitvliegende gierzwaluw ben ik in mijn nopjes.”
De van oorsprong Assenaar studeerde zee-biologie in Groningen, om vervolgens biologieleraar aan het Spinoza Lyceum in Amsterdam te worden. Het huiswerk van zijn leerlingen keek hij na in de tuin, in het gezelschap van een buurman, een hoogbejaarde voorheen walvisvaarder. “Samen voerden en telden we de mussen. Op een gegeven moment zagen we ze niet meer en bleek dat een woningcorporatie een enorme klimop had weggehaald.”
De Jong’s fascinatie voor vogels groeide, en toen hij in een stadskrantje las over de gierzwaluw waar een heuse Gierzwaluwwerkgroep mee gemoeid was, stapte hij definitief over van leraar naar stadsecoloog. Inmiddels weet hij van menig Amsterdams gaatje of spleetje wat er broedt of heeft gebroed. Op grotere schaal weet De Jong welke straten zich mogelijk lenen, of totaal ongeschikt zijn voor broeden. Tot slot zijn er dan nog de binnentuinen waarvan hij vermoedt dat er gebroed wordt, maar waar zijn blik niet kan komen. In het laatste geval klopt hij wel eens. “Als ik goede zin heb maak ik praatjes met Amsterdammers die soms dermate enthousiast worden, dat ze me blijven e-mailen met hun bevindingen. Het succes van de gierzwaluw is ermee een citizen science-project geworden.”
De vogel broedt al eeuwen in Amsterdam, maar de populatie slonk ernstig na de stadsvernieuwing in de jaren ’70. Huizen verdwenen en dakpannen werden vervangen door bitumen en zink, waarbij de mogelijkheid tot nesten verdween. Enkele liefhebbers van de gierzwaluw verenigden zich, en wisten vanaf de jaren ’90 subsidie te regelen voor het verstrekken van nestkasten en het realiseren van bewustzijn. De nestkasten zijn in de loop van de jaren overal in Amsterdam komen te hangen, en De Jong ontdekt nog steeds nieuwe.
De Jong: “Er zijn veel mogelijkheden voor broedplaatsen verdwenen, maar omdat Amsterdam steeds groter wordt, hebben de gierzwaluwen een steeds groter areaal. Ik noem het ook wel een van de minst bedreigde vogels ter wereld. In de 19e -eeuwse ring zitten zeker 1000 nesten – een pittige klus om allemaal te observeren. In het centrum heb ik voor de tweede keer alle broedplaatsen in kaart gebracht, en de populatie is daar inmiddels stabiel.”
Van de bevindingen maakte de gemeente een digitale kaart op maps.amsterdam.nl. De kaart is bedoeld om huiseigenaren te informeren over de eventuele aanwezigheid van de gierzwaluw, waar bij werkzaamheden rekening mee gehouden kan en moet worden. “De gierzwaluw is beschermd, en hoewel het Gemeentelijk beleid is om natuurinclusief te bouwen, gebeurt het in Amsterdam vooralsnog weinig. In de vernieuwde Haarlemmerpoort zijn wel nestkasten ingebouwd. Het blijft altijd nog maar de vraag of de plaats getrouwe gierzwaluw de kasten zal ontdekken.”
De Jong: “Aandacht voor de natuur is een trend, onder politici en ambtenaren maar ook bij Amsterdammers. Mensen houden tegenwoordig van groen, kamerplanten zijn ook helemaal in. De gierzwaluw is een stukje natuurbeleving in eigen stad. Voor de deur zelfs, als je weet waar je moet kijken.” Lang geleden was de vogel al geroemd en genoemd vanwege diens plaats trouwheid en punctualiteit, getuigen verhalen in de Bijbel en de Koran. In het Turks heet de vogel een kırlangıç, en volgens een Turks gezegde moet je het huis van de zwaluw met rust laten. “Als je dat vaak genoeg zegt, worden ze heilig. Ook in de Turkse moskee op de Kostverlorenkade mocht de Gierzwaluwwerkgroep nestkasten metselen”, aldus de stadsecoloog.
De vogel die negen maanden per jaar alleen maar vliegt (inclusief slapen) heeft voor velen iets magisch. Voor Amsterdammers is de vogel echter ‘gewoon’ de ultieme associatie met mooie zwoele zomeravonden. Het gierende geschreeuw, of wel sriesrie of skrieskrie, wordt in de filmindustrie dan ook veel gemonteerd onder scènes die een dergelijke positieve associatie oproepen.
De gierzwaluw is nog tot circa half augustus in Amsterdam, en is te vinden door bij mooi weer naar de hemel te kijken.