Het Parool 28 juli 2020
Vijftig jaar na de roemruchtig opening is De Pels in de Huidenstraat nog steeds een geliefd café. Vijf (oud-)medewerkers over De Pels in ‘hun’ decennium. ‘Ik ben volwassen geworden in De Pels.’
Maarten Voorhoeve (63), werkte van 1982 tot 1988 in De Pels, is sinds 1988 eigenaar van De Pels.
“De Pels was het enige café in Amsterdam waar ik destijds niet naar binnen durfde. Het had een dijk van een reputatie, daar kwamen de smaakmakers van de stad. Dáár gebeurde het. Als je er niet bij hoorde, was er de angst dat het roemruchte barpersoneel je zou vernederen. Toen een vriend van me er later een baantje had, dacht ik: dat kan ik ook. Het was het hoogst haalbare in de horeca, en vervolgens een warm bad van collegialiteit, nieuwe vrienden en liefdes voor het leven.”
“De Pels heeft het imago een schrijverscafé te zijn. Er is geen café dat zo vaak genoemd is in de literatuur, maar een schrijverscafé is het niet. In de jaren tachtig kwamen er vooral muzikanten, maar ook reclamejongens, huisartsen en later weer meer beeldend kunstenaars. Misschien is dat juist de magie: dat De Pels een breed publiek heeft. Een café is een vrijblijvende ontmoetingsplaats, en De Pels leent zich vanwege het formaat uitstekend voor ontmoetingen met mensen die je niet kent.”
Maria van Rooijen (70) werkte van 1971 tot 1976 in De Pels, was fysiotherapeut en is fotograaf.
“Toen De Pels in 1970 de deuren opende, kwam er een ongekend groot publiek op af. Je kon over de koppen lopen. Niet alleen op de dag van de opening, maar ook in de weken, zelfs maanden erna. De jeugd was aan de macht: onze cafés, onze muziek, onze – seksuele – vrijheid. Ambitie was een vies woord, het linkse gedachtegoed was belangrijk. Het was een tijd van zware gesprekken voeren met veel drank en veel sigaretten. Er was een onwijze tolerantie voor dronkenschap. Mensen werden wel het café uitgezet, maar mochten altijd terugkomen.”
“Eerste eigenaar Rob Klap was een visionair in het cafébestaan. Rob was charismatisch, royaal, had aandacht voor mooie dingen – en vrouwen – en wist daarmee klanten te binden. De mensen voor en achter de bar hadden bovendien iets met elkaar te maken. Als je werkte in De Pels, dan kwam je er ook als klant. Ik kom er nog, al vijftig jaar lang. Op de eerste vrijdag van de maand is er de ‘ouwelullenborrel’. Ik heb er elke keer weer zin in.”
Koosje Heurter (47) werkte van 2000 tot 2011 in De Pels, is eindredacteur.
“De Pels kende ik omdat mijn vader er kwam. Ik ben een keer binnengestapt en vroeg of ik er kon komen werken. De keuken was mijn plek: het ontbijt op de zondagochtend en de daghappen op de maandagavond. Toen ik een tweede kind kreeg, en een vaste baan, ben ik in De Pels blijven koken omdat ik het er zo leuk vond: het sociale én het fysieke aspect.”
“Ik denk niet dat ik per se een goede barvrouw was. Als ik mensen niet leuk vind, kun je dat vanaf een kilometer afstand zien. Een bepaalde klantvriendelijkheid is natuurlijk wel prettig, dus Maarten Voorhoeve, de huidige eigenaar, was daar niet altijd blij mee. Hij vindt: iedereen heeft favorieten, maar iedereen is welkom. Maarten is de leukste baas die ik ooit heb gehad, ook met zijn rare grillen, nukken en malle dingen. Toen ik er op een gegeven moment doorheen zat, nam hij me mee lunchen in het Amstel Hotel om erover te praten.”
“In De Pels wordt geruzied, te veel gedronken, gehuild in hoekjes, gesekst op de wc’s; het is ‘echt’. Het gaat er niet alleen om de vorm. Het mooie daarvan is: je hoeft iemand maar één keer tipsy te hebben gezien om te beseffen dat iedereen ‘maar’ mens is. Wat gasten niet doorhebben, zeker met een neutje te veel op, is dat je achter de bar iedereen kunt horen, en iedereen gaat op een gegeven moment slap ouwehoeren. Hoe ’n toffe gast je ook bent. Zelfs mijn man.”
Willem van der Sluis (48) werkte van 1993 tot 1997 in De Pels, is industrieel ontwerper.
“Als tweedejaars Rietveldstudent kwam ik regelmatig in De Pels. Overdag een koffie drinken, een krantje lezen, naar de mooie barvrouw kijken. Toen ik er ging werken was ik begin twintig, mega bleu. De eerste avond kreeg ik het voltallige trio van Jiskefet aan de bar. Ze vroegen om een ‘dubbeldrank’ en ik heb lopen zoeken! Het bleek om een vaasje bier met een ijskoude wodka te gaan.”
“Vanachter de bar voerde ik gesprekken die niet meer gingen over jointjes roken. Met flink oudere mensen die oprecht in me geïnteresseerd waren, maar die zich evengoed door mij het café uit lieten dragen als ze te hard schreeuwden. Ik leerde er het vak beoefenen met een nonchalante perfectie: in één vloeiende beweging moest het glas met het merkje naar voren worden geserveerd. Ik ging van bleu naar gedienstig, en zeg altijd dat ik volwassen ben geworden in De Pels.”
“De Pels is altijd mijn huiskamer geweest: de plek waar je vaak komt en waar altijd mensen zitten met wie je een gesprek kunt hebben. Maar in de jaren negentig was De Pels voor mij óók gewoon de kroeg om de hoek. Voor Amsterdammers begint het centrum een no-goarea te worden. Ik kom er nog wel, maar als De Pels bij mij in De Pijp zou zitten, zou ik er veel vaker komen. Ik heb hier andere plekken waar ik koffiedrink – niet zozeer waar ik bier drink, dat is als ‘jonge’ vader sowieso minder geworden.”
Lola Brester (22) werkt sinds oktober 2018 in De Pels, gaat in september antropologie studeren.
“Omdat mijn moeder vroeger in De Pels werkte, kwam ik er al als baby. Uit dezelfde periode zijn er nog vijf ‘Pelsbaby’s’, van wie ook Bo en Sem inmiddels achter de bar staan. Als klein kind vond ik het leuk dat er allemaal dingen aan de muur hingen waarnaar je kon kijken. Het schilderij van het gekke mannetje geeft me nog een general feeling of comfort.”
“Veel mensen vinden het fijn dat De Pels niet verhipt is en we overdag geen muziek op hebben staan. Ik merk dat ik er plezier uit haal om het werk echt goed te willen doen. Alles gebeurt hier heel particular, over alles is nagedacht. Zo snijden we de citroentjes zo doormidden dat ze op het randje van het glas geserveerd kunnen worden. De klant kan dan zelf kiezen: wel of niet erin.”
“Ik hou van de mensen die hier komen, het is niet een soort bubbel van alleen maar linkse mensen. HP/De Tijd is bijvoorbeeld niet mijn tijdschrift, maar met enkele (oud-)journalisten die hier vaste klant zijn, kan ik een leuk gesprek voeren. Met iedereen valt te praten.”
De naam
Het waren er zes: De Pool, De Prins, De Prinses, De Pieter, De Pieterspoort, De Pels – ook wel de P-cafés, eind jaren zestig geïnitieerd en groot gemaakt door uitbater Rob Klap (in 2010 overleden). De Pels was in de Huidenstraat een makkelijk gevonden naam. Maar Pels was óók de achternaam van de vrouw met wie eigenaar Klap een kind kreeg, om die reden had De Pels een speciale plek in zijn hart. Wegens overmoed, administratieve fouten en financiële problemen moest Klap zijn zes cafés uiteindelijk verkopen, maar De Pels wordt nog altijd in zijn geest gerund.
Artikel met beeld: https://www.parool.nl/ps/50-jaar-de-pels-er-wordt-geruzied-gedronken-gehuild-en-gesekst~b9a27fa7/